De afgelopen weken zag ik ‘m meerdere keren voorbijkomen op mijn tijdlijn: de petitie voor 21ste-eeuws verlof. Het idee, kort door de bocht? 160 dagen betaald verlof voor alle ouders na de geboorte van hun kind, zodat de zorg gelijker kan worden verdeeld, net als in Finland. Teken ik, dacht ik steeds. Maar ik scrolde verder en betrapte mezelf op de gedachte: Ja hallo, zij wél.*
Niet dat ik per se langer verlof had gewild na de geboorte van mijn kinderen. In de drie maanden thuis met een pasgeborene had ik gespierde armen en beschadigde trommelvliezen gekweekt, plus het vermogen om staand te slapen en liggend te eten. Ik was wel toen weer toe aan het gewone, werkende leven. Het waren juist de (tropen)jaren daarna waarin een tijdje verlof meer dan welkom was geweest.
Zo had ik graag een paar bijslaapweken willen hebben in de eerste jaren met twee kinderen. Dat was niet alleen mij, maar ook de verkeersveiligheid rond Utrecht ten goede gekomen.
Ik had graag verlof gehad toen ik met mijn 11 maanden oude baby van de trap viel, waardoor we een beetje lichamelijke en vrij stevige mentale schade opliepen. Ik had me misschien ziek kunnen melden, maar ik was freelancer, ik had een goedbetaalde klus gepand staan, ik had de fotograaf al geregeld en het kon niet op een andere dag. Dus ik ging toch, met wazig hoofd. Het was meteen de laatste klus voor die opdrachtgever.
Verlof was welkom geweest toen mijn zoon op 5-jarige leeftijd besloot dat school niets voor hem was en zelf naar huis fietste. En ook in de jaren erna, waarin regelmatig bleek dat hij en een klaslokaal geen gelukkige combinatie vormden, hadden mijn vriend en ik af en toe baat gehad bij iets minder deadlines en iets meer ademruimte om -hela hola- de moed erin te houden.
Ik denk dat iedereen voor privésituaties komt te staan die moeilijk met werk te combineren zijn, omdat ze simpelweg je complete hersencapaciteit in beslag nemen. Hoe flexibel jij ook bent, hoe ruimdenkend je baas ook is en hoeveel je ook van je werk houdt.
Iedereen zeult soms zorgen of gedoe mee, van vergaderhok naar interview, want iedereen is naast werknemer, collega en schakel in een bedrijfsketting ook gewoon nog mens. Daarom gun ik eigenlijk gewoon iedereen die 160 dagen betaald verlof. Vrij in te zetten ergens in de loop van je loopbaan. Wanneer het jou uitkomt. Zonder daar de reden voor te noemen, zodat de drempel lekker laag is om het daadwerkelijk te doen, ook als je niet doodziek of bijna opgebrand bent. En zodat niemand er iets van vindt.
Ik pleit voor meer verlof om te zorgen. Maar ook om te knuffelen, te regelen, te janken, te rouwen, een scheiding te verwerken, te wennen aan een nieuwe rol als ouder of juist als wees, maar ook verlof om te reizen of in bed te blijven – of dat nu met een nieuwe baby is of met een nieuwe liefde. Verlof om even stil te staan bij of op adem te komen van het leven.
Want hoe je het ook wendt of keert: ook na langer geboorteverlof gaat het leven weer door. Sterker nog: het gaat verder in een andere versnelling, in een tempo dat we daarvoor helemaal niet kenden. Dan denderen we door, soms tot we weer stilvallen, niet omdat we dat besluiten, maar omdat we niet anders kunnen. Dat zie ik veel te veel om me heen.
Ik zou zeggen: maak van dat 21ste-eeuws verlof gewoon160 genietdagen, periodieke klooipauzes en uitblaasweken voor iedereen die dat wil. Of je nu een kind hebt of niet. Volledig betaald en lekker laagdrempelig -en versnipperd- op te nemen. Zodat iedereen zo nu en dan de tijd krijgt om zich te storten op de belangrijke (bij)zaken die je hoofd bezet kunnen houden, zonder uiteindelijk zelf in te storten. Of gewoon om keihard te genieten.
* Ik tekende ‘m uiteraard alsnog.